april 2018
Oost-Europa heeft een rijke geschiedenis op het gebied van wijnbouw. Het meest tot de verbeelding sprekend is de Hongaarse Tokaji wijn, een zoete wijn, gemaakt van druiven die door de lange droge herfst en de “edele” schimmel Botrytis cinerea zijn aangetast en uitgedroogd. Deze wijn was in de 18de en 19de eeuw zeer geliefd in koninklijke kringen. De wijn had zelfs de naam “wijn der koningen”.
Niet alleen Hongarije heeft een lange historie qua wijnbouw, het geldt voor de meeste Oost-Europese landen. De kwaliteit van de geproduceerde wijnen was hoog. Na de Tweede Wereldoorlog kwam hier echter verandering in. Onder invloed van het communisme werd kwantiteit belangrijker dan kwaliteit. Wijngaarden werden staatsbedrijven of wijnboeren werden verplicht om hun druiven naar de coöperatie te brengen. Er was sprake van massaproductie. Je begrijpt welke gevolgen dit had voor de kwaliteit. Sinds de val van de muur is er een ommekeer gaande. De onteigende wijngaarden zijn teruggegeven aan de burgers, er zijn nieuwe initiatieven. Het terroir is niet veranderd en de inheemse druivenrassen zijn er nog altijd, dus de potentie is er. Hier en daar wordt ook steeds meer biologisch gewerkt.
Terug naar wijnweetjes