december 2010
Het kiezen van de juiste wijn bij een gerecht geeft vele mensen hoofdbrekens. Een enkeling draait dit om en bedenkt eerst welke wijn hij of zij wil drinken, en zoekt daar een bijpassend recept bij. Het blijft een even grote uitdaging. Uitgangspunt is om ervoor te zorgen dat wijn en spijs in harmonie zijn met elkaar. Hierbij spelen diverse aspecten een rol:
• Het mondgevoel:
– Strakke wijnen horen bij strakke gerechten
– Filmende wijnen horen bij filmende gerechten.
Strak betekent dat de mond samentrekt door bv. de aanwezige zuren in wijn of gerecht, of dat de mond opdroogt door voedsel dat speeksel opneemt, denk aan pasta’s, aardappelen, rijst, toast, of door de tannines in wijn. Filmende wijnen of gerechten bevatten stoffen die het speeksel dikker, plakkeriger maken, waardoor een filmend, “vettig” laagje in de mond wordt gelegd.
• De smaakintensiteit:
Wijn en spijs horen ongeveer dezelfde smaakintensiteit te hebben. Is een gerecht subtiel van smaak, neem dan ook een wijn die subtiel is. Is een wijn heel erg krachtig van smaak, kies er dan een gerecht bij dat veel smaak heeft.
• Het smaaktype:
Wijnen en gerechten kunnen worden ingedeeld in de categorie fris (=lente) versus rijp (=herfst). Zo is een appel of een citroen bijvoorbeeld fris, een banaan of een perzik rijp qua smaaktype. Sla, tomaat en asperges zijn frisse groenten, knolselderij, spinazie, paddestoelen zijn rijpe groenten. Het pocheren en koken van vlees of vis leidt tot een fris smaaktype, bakken, grillen en frituren eerder tot een rijp smaaktype. Wijnen met hoge zuren zijn fris, houtlagering voegt rijpe tonen toe. Stem ook smaaktype van wijn en gerecht op elkaar af.
Wil je meer weten over het combineren van wijn en gerechten, lees dan “Het Proefboek, de Essentie van Smaak” van Peter Klosse.
Terug naar wijnweetjes