juni 2011
Kurk wordt al enkele duizenden jaren gebruikt als afsluiter. Een monnik genaamd Dom Pérignon vond in de 17e eeuw de moderne flessenkurk uit, om er zijn Champagne flessen mee af te sluiten. Ruim een eeuw later ontstond in Spanje de eerste fabrieksmatige productie van flessenkurken.
Kurk is afkomstig van de kurkeik, die vooral te vinden is in Zuid-west Europa en Noord-west Afrika. Ongeveer eenderde van alle kurkeiken staan in Portugal. Hier wordt ook meer dan de helft van alle flessenkurken geproduceerd.
Pas 25 jaar na het planten van een kurkeik kan de bast voor het eerst worden geoogst. Daarna vindt eens in de 9 jaar een oogst plaats. Pas vanaf de 3de oogst is de kwaliteit zodanig, dat er flessenkurken van worden gemaakt.
Een kurkeik kan 150 – 200 jaar oud worden.
Omdat de kurk af en toe een nare smaak afgeeft aan de wijn, de wijn heeft dan “kurk”, zijn er diverse alternatieven ontwikkeld. De synthetische kurk, de schroefdop, de glazen dop. De synthetische kurk wordt vooral gebruikt voor goedkopere wijnen. De glazen dop, in gebruik in Oostenrijk en Duitsland, is vanwege de hoge kostprijs nog geen gemeengoed. De schroefdop is inmiddels wijdverbreid.
Het grootste verschil tussen kurk en schroefdop zit ‘m in de mate van zuurstofdoorlatendheid. De kurk laat nog iets van zuurstof door, de schroefdop niet. Daarom zal een wijn die pas na enkele jaren op dronk is zich anders ontwikkelen onder kurk dan onder schroefdop. Is die ontwikkeling minder goed? Daar is nog geen eensluidend oordeel over geveld. Wijn die jong gedronken kan worden, doet het in ieder geval heel goed onder schroefdop.
Terug naar wijnweetjes